Werkt meditatie ook verjongend?

Verbeteringen van levenskwaliteit

Werkt meditatie ook verjongend?

Het is bekend dat meditatie de gezondheid en welzijn bevordert. Maar kan mediteren ook de veroudering vertragen of zelfs tegenhouden? Daarover gonzen al eeuwen lang wereldwijd geruchten die als boodschap hebben: wie mediteert blijft jong. Maar is dat geen nepnieuws dat in onze commercieel ingestelde wereld als een slim verkooppraatje verkocht wordt? Is er ook gedegen wetenschappelijk onderzoek naar gedaan? En zo ja, wat is daarvan het resultaat?

 

Meditatie en wetenschap

In mijn vorige blogs heb ik – mede aan de hand van het boek ‘Meditatie: de blijvende effecten op lichaam, geest en hersenen’ - beschreven hoe de wetenschap in de laatste vijftig jaar in toenemende mate geïnteresseerd is geraakt in de invloed van meditatie op gezondheid en gedrag. Maar veroudering is een typisch biologisch gegeven waar we maar moeilijk grip op kunnen krijgen, ook niet met de nieuwste innovaties van de reguliere geneeskunde. De natuurlijke neurale en biologische veranderingen die te maken hebben met het ouder worden en die in ons genetisch patroon verankerd zijn, kunnen niet zomaar zonder bijwerkingen worden terug geschroefd.

Kan meditatie hierbij een nieuwe weg wijzen? Meditatie kent niet de bijwerkingen van bepaalde pharmaceutische middelen, dus het zou een uitkomst zijn als bewezen kan worden dat meditatie biologische en neurale veranderingen die met veroudering te maken hebben kan beïnvloeden. Is daar onderzoek naar gedaan? In het eerder genoemde boek ‘Meditatie’ worden een aantal recente onderzoeken die hiermee te maken hebben beschreven. Zij zijn gedaan in een nieuw perspectief, nadat er in de jaren ’90 meer bekend was geworden over het menselijk genoom en over de manier waarop ons lichaam-geest systeem reageert op bedreigingen. Daarom eerst iets over dit nieuwe perspectief.

 

De ontdekking van het menselijk genoom

Rond 1900 waren wetenschappers in het Westen het er over eens dat het leven op een of andere manier gecodeerd was in onze genen. Waar deze genen nu precies van gemaakt waren was een mysterie, maar het was duidelijk dat uit deze genen nieuwe levensvormen konden ontstaan. De genen hadden de wonderlijke capaciteit om alle informatie van het organisme te dragen en die in nieuwe cellen te kopiëren zodat er een nieuw, levend organisme kon ontstaan.

Het was dan ook niet verwonderlijk dat de wetenschappers wereldwijd gingen zoeken naar de substantie en structuur van deze genen en men toetste talloze hypothesen hierover, maar het duurde tot midden jaren ’50 voordat men de gegevens hierover onomstotelijk had vastgesteld. Twee onderzoekers ontdekten in 1953 dat de substantie een fosforrijke verbinding was die zij afkortten als DNA. En bijna als toevallig stootten zij op een unieke structuur: een basenpaar, een gedraaide ladder met twee traplopers, een dubbele helix. Het werd wereldnieuws: levende cellen blijken een dubbele, fosforrijke verbinding DNA te bevatten die de erfelijke eigenschappen van het organisme bezit en door kan geven.

De ontdekking van het DNA was een mijlpaal in de geschiedenis. Maar nu wilde men meer. Men wilde alle menselijke genen identificeren en lokaliseren en noemde dit de ontwikkeling van het ‘genoom’. Niet eenvoudig, maar in 1990 stelde de regering van de VS een subsidie beschikbaar om dit project te financieren en op 14 april 2003 kon de toenmalige president Bill Clinton aankondigen dat het project met succes was afgerond.

Om de grootsheid en het belang van het project te onderstrepen zei hij: ‘Vandaag leren wij de taal kennen waarin God het leven geschapen heeft. Steeds meer zijn wij onder de indruk van de complexiteit, schoonheid en wonderlijke kracht van God’s meest goddelijke en heilige gift. Met de diepe, nieuwe kennis die we nu hierover hebben staat de mensheid op het punt ontzagwekkende, nieuwe geneeskracht te ontwikkelen. De kennis van het genoom zal van invloed zijn op al onze levens, en vooral op die van onze kinderen. Het zal nieuwe ontwikkelingen in gang zetten op het gebied van diagnose, preventie en behandeling van de meeste, zo niet alle menselijke ziektes.’

 

De regelknop van de genen

Helaas moest het optimisme dat uit deze woorden sprak na enkele jaren toch getemperd worden. Het bleek dat men wel de 3 miljard basenparen in het menselijk genoom kon lokaliseren, de volgorde kon vaststellen en zelfs opslaan in databases en die via internet toegankelijk maken. Maar om hier mee efficiënt en effectief te kunnen werken bleek belangrijke informatie te ontbreken. Men botste in de realiteit op een moeilijk te beantwoorden vraag: als een bepaald gen de oorzaak was van een bepaalde ziekte, waarom breekt die ziekte dan bij de ene persoon wel uit en bij de andere niet? Wat is de reden dat sommige genen, ook die waarin ziekten verborgen zijn, zich een leven lang niet manifesteren?

Genetici begonnen te beseffen dat de wetenschap of we een bepaald gen wel of niet hebben op zich onvoldoende is. Er moesten andere vragen beantwoord worden: waarom manifesteert een gen zich wel of niet? Meer precies: als een gen bedoeld is om een bepaald eiwit te maken, hoe komt het dan dat het gen dit in het ene geval wel doet en in het andere niet? Waar zit in het set genen de regelknop om het volume te versterken, te verzwakken of helemaal te niet te doen?

De vraag naar de aan- en uitschakelaar van de genen werd een nieuw veld van onderzoek die de naam kreeg van ‘epi-genetica’ (letterlijk: wetenschap bij de genetica). Hierin werd onderzocht wat de invloed was van het milieu op een groeiend organisme. Men had hier al ervaringen mee in de plantenwereld. Daar bleek dat een bepaalde eigenschap,die in de genen gecodeerd was, in verschillende omstandigheden toch tot verschillende verschijningsvormen leidde.Bekend is het voorbeeld van de bloemkleur van een hortensia. Een hortensia met dezelfde genen zal in een zure grond blauwe bloemen krijgen, en in een basische grond rode bloemen. De omstandigheden bepalen hier het ‘fenotype’, de verschijningsvorm van de plant.

Geldt dit ook voor het menselijk genoom? Men ging er van uit dat dit zo was, want ook bij dieren had men dit verschijnsel al ontdekt. Ook daar had men ontdekt dat de omstandigheden vaak bepalend waren voor de vraag of in een groeiend organisme zichtbaar wordt wat in de genen in aanleg aanwezig is. Als men dit bij de mens, waarvan men nu het totale genoom in kaart had gebracht, ook zou onderzoeken, had men hier mogelijk de zo gezochte aan- en uitschakelaar van de genen gevonden.

 

Epigenetica en leefstijl

Hoe complex de vraagstelling ook is, de epigenetica is momenteel een bloeiende tak van wetenschap geworden. En met name in de gezondheidszorg werpt ze al goede vruchten af. Als er in de genen een bepaalde ziekte gecodeerd is zoekt men of er omstandigheden zijn waarin de deze ziekte minder kans maakt om uit te breken. Verandering van medicijnen of omgeving maar vooral van leefstijl is hierbij vaak het advies wat de artsen dan kunnen geven. Deze adviezen kunnen preventief werken zodat de ziekte niet uitbreekt, dan wel dat de symptomen van de ziekte verminderen of stoppen als die al is uitgebroken.

Bekend is het voorbeeld van iemand die aanleg heeft voor diabetes type 2. Een vriend van mij leed jaren heftig aan deze ziekte en moest daarvoor zelfs zijn baan opgeven. Met medicijnen konden de verschijnselen redelijk in de hand worden gehouden, maar de ziekte genas niet en werd in feite alleen maar erger. Hij kreeg problemen met ogen, nieren, voeten en het hart.

Tot men ontdekte dat dit type ziekte genezen kon worden door heel simpel anders te gaan eten! Niet minder eten, maar anders. Echt smaakvol eten met minder koolhydraten en meer gezonde vetten. De resultaten waren spectaculair en voor mijn vriend fantastisch. Zijn bloedsuikers normaliseerden, hij had steeds minder medicatie nodig en leeft momenteel zelfs zonder medicijnen. Om dit te delen heeft hij een groep op Facebook opgericht waarin hij met anderen die eenzelfde proces doormaken ervaringen deelt.

Een dergelijk voordeel van onderzoek naar epigenetica vind je momenteel op talloze andere terreinen van ziekte. Zeker nu men in onze tijd met algoritmen de waarschijnlijkheid van het uitbreken van een bepaalde ziekte beter kan voorspellen. De epigenetische adviezen kunnen dan daaraan worden aangepast. Zo kreeg vorig jaar een buurman die soms verward was en onverwacht agressief van de arts die hem behandelde het advies mee: ‘Zorg dat je altijd iemand van de familie kunt bereiken, houd contact met de buurt, ga wat meer sporten en maak dagelijks een flinke wandeling.’ Hij heeft het advies opgevolgd en voelt zich sindsdien veel meer ontspannen en rustig. Verandering van leefstijl heeft hem een ander mens gemaakt.

 

Heilzame epigenetische invloed van meditatie

Sinds de ontdekking van de positieve werkingen van epigenetica staat ook de reguliere geneeskunde meer open voor de heilzame werkingen van meditatie. De vraag of meditatie invloed kan hebben op gezondheid wordt niet meer als onzinnig afgewezen. Er zijn wereldwijd te veel onderzoeken gedaan die bewijzen dat verandering van omstandigheden, persoonlijke instelling en leefstijl een positieve uitwerking kunnen hebben op ziekteverschijnselen. En omdat de resultaten positief zijn nemen de onderzoeken hiernaar met de dag toe.

Ook wat betreft de vraag of meditatie je jong houdt? Dat is een complexe vraag, omdat bekend is dat met het voortschrijden van de leeftijd de hersenen krimpen en zo het natuurlijke proces van veroudering stimuleren. Kan meditatie deze gebruikelijke krimp van de hersenen vertragen of misschien stop zetten? Het goede nieuws is dat, ofschoon er voor stopzetten van de veroudering door meditatie nog geen wetenschappelijke bewijzen zijn geleverd, deze wel zijn geleverd voor het vertragen van de veroudering.

Eerder had men al ontdekt dat meditatie een gunstige invloed heeft op de ‘telomeren’, de dopjes aan het uiteinde van de DNA-strengen die aangeven hoe lang een cel zal leven. Een belangrijke rol hierbij speelt het enzym ‘telomerase’, dat de leeftijdsgebonden verkorting van de ‘telomeren’ vertraagt. Hoe meer ‘telomerase’, hoe beter voor de gezondheid en levensduur van de mens. Heeft meditatie een positieve invloed op dat enzym? In het eerder genoemde boek ‘Meditatie’ wordt verslag gedaan van een meta-analyse van een aantal onderzoeken waaruit blijkt dat meditatie de toename van telemorase-activiteit bevordert.

Maar er is meer. Enige jaren geleden ging Dr Sara Lazar met haar team aan de Harvard Medical School aan de slag met de vraag ‘ houdt meditatie je jong?’. Ze onderzocht een groot aantal groepen ouderen die regelmatig mediteerden en kwam tot de verrassende conclusie: ‘Bij mediterenden van vijftig jaar zijn de hersenen 7,5 jaar jonger dan die van niet-mediterenden van dezelfde leeftijd. En als bonus geldt dat de hersenen van beoefenaars elk jaar na de vijftig gemiddeld een maand en tweeëntwintig dagen minder oud worden dan die van niet-mediterenden van dezelfde leeftijd. Als oorzaak hiervan zien wij dat meditatie het behoud van de hersenen bevordert door atrofie te verminderen.’

Hiermee is een eerste stap gezet naar wetenschappelijk onderzoek naar de vraag van epigenetische invloed van meditatie op ‘jong blijven’. Er zal nog veel meer onderzoek moeten komen om definitief te kunnen zeggen dat meditatie je jong houdt. Maar soms zijn er al sprekende voorbeelden te vinden, met name onder diegenen die hun leven aan meditatie hebben gewijd.

Een van hen is de bekende Mingyur Rinpoche, een rondtrekkende bedelmonnik uit India die momenteel wereldwijd sessies geeft. In 2008 werden zijn hersenen onderzocht in het laboratorium van de Amerikaanse Dr. Richard J. Davidson, een gerenommeerd neurowetenschapper aan de Universiteit van Wisconsin in Madison.

Ofschoon Mungyur toen 41 jaar was bleken zijn hersenen die van een man van 33 te zijn. Acht jaar later kwam hij terug in hetzelfde laboratorium, na een lange reis door de Indiase vlaktes en de Himalaya. Er werden opnieuw een serie scans gemaakt van Mingyurs hoofd zodat die vergeleken konden worden met de eerdere bevindingen van 2008. Wat bleek was dat zijn hersenen nauwelijks waren verouderd. Versterkt meditatie essentiële delen van de hersenen zodat veroudering wordt afgeremd? Wetenschappelijk onderzoek beantwoordt deze vraag steeds positiever.

Hierbij een check die je zelf kunt maken. In de kop van dit artikel zie je een foto van Minyur Rinpoche bij een van zijn onderzoeken in 2016. Zou je zeggen dat deze man al bijna vijftig is?

 

Reacties zijn welkom via ojas@vgamsterdam.nl